Wiarda State te Goutum ( 1380-1882) – een geschiedenis

De familie bezat ooit haar eigen “stins”. Een stins (mv. zowel stinsen als stinzen) is een middeleeuwse, verdedigbare, bewoonbare toren (later ook horizontaal gebouwd) in Friesland. Het oorspronkelijk Friese woord stins betekent steenhuis. Onderzoek wijst uit dat er honderden van zulke stinsen zijn geweest. Vele zijn later opgegaan in de grote landhuizen die de naam 'state' droegen en met deze staten zijn vele stinsen ten onder gegaan. Het woord stins wordt geregeld gebruikt voor een state die op een stins teruggaat.

Stinsen in oude zin komen ook in Oost-Friesland voor en heten daar 'steinhaus'. Tegenwoordig hebben vele moderne wooncomplexen in Friesland, maar ook ver daarbuiten, een naam die eindigt op state. In totaal zou Friesland ooit ruim 175 states hebben gekend.[1]

[1] https://nl.wikipedia.org/wiki/Stins

Ligging: De Wiarda State stond te Goutum, gemeente Leeuwarden.

Ontstaan: De State wordt voor het eerst in de 14e eeuw genoemd.

Deze state werd in de late middeleeuwen bewoond door de Wiarda’s, een belangrijk hoofdelingengeslacht. Omstreeks 1380 woonde Pybe Wiarda te Goutum en waarschijnlijk was hij de vader van Sjoerd Wiarda. Deze laatste was in 1399, in de strijd tegen de graaf van Holland, aanvoerder van Oostergo. Op de landdagen van Oostergo in het nabijgelegen Barrahuis, was hij een man van groot aanzien. In 1400 moet hij hebben meegevochten aan de kant van de Schieringers in de slag om Dokkum en om de Camminghastins. In 1406 was hij mederechter in het gerecht ‘in der Bacuwa’, het Leeuwarder Nieuwland, zuidwestelijk van de stad. Sjoerd had twee broers, Ids en Oene. Ids nam de naam van zijn moeder aan en noemde zicht Ids Eminga. Hij bouwde Eminga State op ongeveer de plek waar nu het rusthuis Aldlânstate in Leeuwarden staat. Ook Oene kreeg zijn eigen state: Burmania State, een stukje ten westen van Eminga State.

Volgens de overlevering wisten deze broers wel van wanten, want de states Burmania, Wiarda en Eminga werden in deze volgorde ook wel Putsma State, Schenkinsma State en Drinkuitsma State genoemd. Zo komen ze zelfs voor op landkaarten. Zelfs Eekhoff vermeldt op zijn kaart uit 1847 nog de namen Putsma en Drinkuitsma in plaats van Burmania en Eminga.

Tsjomme Wiarda was de laatste van zijn tak van de familie. Hij zal zich zeker niet onbetuigd hebben gelaten in de strijd tussen de Schieringers en de Vetkopers. In 1457 treedt hij op als gezant van Oostergo naar de vorst van Bourgondië. Die wilde de macht over Friesland hebben en Tsjomme ging naar hem toe om de zaken te bespreken. In de zeventiger jaren van die eeuw moet hij dat nog eens hebben gedaan. Hij moet schathemeltjerijk geweest zijn en gebruikte die rijkdom om de kerk te steunen. In 1449 schonk hij het “Smeynghagoed te Birstens” (Birstum bij Akkrum) aan het Franciscaner Tertiarissenklooster te Aalzum. In 1472, het jaar dat zijn vrouw stierf, schonk hij het Syurdismagoed (Sjoerdsma state) te Lekkum aan het Heilige Sacramentsgilde te Leeuwarden dat zorgde voor de armen. Deze schenking werd belast met diverse legaten, ondermeer eentje voor de armen van Goutum. Hij stierf in 1473 en de state vererfde op zijn achterneef Syds Eminga.

In 1481 deden de Goutumers mee aan een aanval van de Schieringers op Leeuwarden, maar die mislukte. In 1498 kwamen veel voorname mannen om in een grote veldslag tegen de Leeuwarders. Daarbij was ook Doytse Wiarda. Volgens historicus Gabbema haalde de Leeuwarders “schoone buit” in Goutum.

Een jaar later werden de stinsen van vooraanstaande Schieringers te Huizum, Goutum en Wirdum gesloopt door de Leeuwarders.

Minne van Eminga begon in 1525 van Wiardastins een beter bewoonbaar huis te maken. Een rustiger tijd was aangebroken. Karel V was Heer van Friesland, de strijd tussen Schieringers en Vetkopers was de kop ingedrukt en de oude stinsen konden de bewoners toch niet meer beschermen tegen de kanonnen en geweren van eventuele vijanden. Minne maakte een begin van wat in de loop der tijd een grote en statige Wiarda State zou worden.

Tiberius (Tjepke) Pepinus van Eminga die van 1659 tot 1733 de state bewoonde was schatrijk. Hij was eigenaar van 7 boerderijen onder Goutum, 3 onder Swichum en 2 onder Wirdum. En dat was dan alleen nog maar zijn bezit in de nabije omgeving.

Nadat Tiberius Pepinus van Eminga in 1733 kinderloos was overleden, werd de state bewoond door zijn weduwe His Maria van Burmania en haar tweede echtgenoot Ulbo Sixma van Andla, die afkomstig was van Minnertsga. Later erfden de rooms-katholieke Van Cammingha’s, die afkomstig waren van Oenema State te Wirdum, de state. Ruerd Carel van Cammingha, de laatste van zijn geslacht, kon de kosten van het bewonen van een dergelijk huis niet meer opbrengen. Toen in 1881 in de kranten advertenties verschenen waarin Wiarda State te koop werd aangeboden, heeft het Fries Genootschap nog overwogen de state aan te kopen en daarin zijn museum onder te brengen. Hoewel dit genootschap was opgericht en werd geleid door een aantal vermogende particulieren, was de aanschaf en het onderhoud ook voor hen te duur en de state ging roemloos ten onder. In juli 1881 werd de state op afbraak verkocht. Een jaar later lag alles tegen de vlakte.

De kern van het complex bestond uit het 16e eeuwse ‘Groothuis’ dat twee bouwlagen hoog was en maar liefst tien raamvakken breed. Het had een hoog zadeldak tussen topgevels. Het was symmetrisch gebouwd met de deur precies in het midden, recht boven de deur een uitgebouwde dakkajuit en aan de achterzijde in het midden een traptoren die een hoge, achtzijdige, eenmaal verjongde lantaarnbekroning met een spits bezat.

Tegen dit groothuis is in 1683 door de kunstlievende Tiberius van Eminga een ‘Nieuwhuis’ gebouwd. Een iets minder hoog gebouw van twee bouwlagen dat zeven raamvakken breed en drie diep was. Terzijde van het voorplein stond een flink uit de kluiten gewassen koets- en stalgebouw met een hoog schilddak. Voor het omgrachte terrein gaf een in 1636 gebouwde poort met trapgevels de entree allure.

Een bezoeker die na de uitbreiding in 1683 het huis heeft beschreven, geeft een indruk van het interieur van de state. "Rondgaande zien we hier een zoldering met rood en goud beschilderde balken, daar goudleeren behang vol bolle figuren, apen, papegaaien, kinderen, bloemen en andere figuren, elders schilderstukken, meegebracht uit Italië en andere kunstwerken, verder beschilderde plafonds, deuren met brons en goud en beschilderde ruiten, met wapens van zijn geslacht. Voor zijn eerste vrouw Lutz van Ornia vond men er een toiletkamer, door hem gesticht en voorts in het oude en nieuwe gedeelte tot op dezen tijd: een grote danszaal met prachtig gestukadoord plafond, een ridderzaal met zoldering van groen en goud, een soort gerichtskamer, in geheimzinnige belijsting, een pastoorskamer met ‘de kapel’ er nevens, blauw geschilderd van boven en ter zij".

Bewoners Wiarda State

1380
Pybe Wiarda
1399
Sjoerd Wiarda
1473
Tsjomme Wiarda
1473
Syds Eminga
1511-1541
Minne van Eminga
1541-1557
diens vrouw Eelck van Jaarla
1557-1600
Minne van Eminga (zoon van vorige)
1600-1613
diens vrouw Frouck van Wytsma
1613-1627
Gerrit van Eminga en Tryn van Galama (overl. zonder kinderen)
1627-1651
Riemke van Galama, een nicht van Tryn. Trouwde met Sicke van Aebinga (overl. 1636) en hertrouwde met Syds van Eminga (overl. 1651)
1651-1659
Sicke van Eminga (zoon van Syds) en zijn vrouw Frouck van Aylva
1659-1733
Tiberius (Tjepke) Pepinus van Eminga en zijn 1e vrouw Lucia van Ornia (overl. 1703), zijn 2e vrouw Christine van der Goes (overl. 1713) en zijn 3e vrouw His Mary van Burmania
1733-1757
His Maria van Burmania en haar tweede echtgenoot Ulbo Sixma van Andla Van Cammingha’s
1757-1760
Ulbo Sixma van Andla. Dan komt de state aan de Van Cammingha’s (van Oenema State te Wirdum)
1760-1770
Gerrit Ferdinand van Cammingha, neef van His Mary van Brumania, en zijn vrouw Anna Catharina Eleonora van Albada
1770-1793
Ruerd Carel van Cammingha (een jongere broer van vorige) en zijn vrouw Maria Geertruida Sellis de Fanson (overl. 1785) en daarna met zijn 2e vrouw Anna Catharina Louisa Lemper
1793-1832
Anna Maria Louisa Lemper, hertrouwde met jhr. Otto Friedrich Wilhelm von Glockmann (overl. 1816)
1832-1842
Maria Geertruidis van Cammingha, dochter van vorige, ongehuwd
1842-1881
Ruerd Carel van Cammingha, neef (oomzegger) van vorige, protestants geworden, en zijn vrouw Johanna Frederika Cornelia Egé
1881
state op afbraak verkocht
1882
state afgebroken

Bronnen

LEEMBURG, J, “Wiarda State te Goutum”, website
ELWARD, Ronald en Peter KARSTKAREL, “Stinsen en States, adellijk wonen in Friesland, Drachten”, Friese Pers Boekerij, 1990
ABMA, G, L, jouwerteradiel, Jouwert, “De Tille“, 1984
Tresoar website
archief van J. Leemburg

WIARDA STATE TE GOUTUM MET EEN ARTIKEL VAN DE STUERS "WIARDASTATE"

Het is bij gebrek aan nieuwe gegevens een weinig dankbare taak om opnieuw over Wiarda-State te schrijven. Na de uitvoerige interieurbeschrijving van den entomoloog Jhr. G. A. Six, een zwager van den laatsten bewoner en het na de sloop in 1881 verschenen artikel van Victor de Stuers, de grondlegger der Nederlandsche Monumentenzorg, welke laatste - weinig omvangrijke, maar nog steeds zeer lezenswaardige bijdrage ik de redactie ter heropname moge aanbevelen, hebben zich geen nieuwe gezichts· punten voorgedaan. Een opgraving ter plaatse van het vroegere slot zou zeer welkom zijn om eventuele sporen van oudere gebouwen te re traceren. De opmetingen op last van De Stuers geschiedden aan het nog volledig intact zijnde bouwwerk en niet tijdens de sloop, wat vermoedelijk veel meer gegevens over bouwtijd en constructie had opgeleverd.

In elk geval moet er in de vijftiende eeuw (vermoedelijk al eerder) een Wiarda-State zijn geweest. Naar analogie van de bewaard gebleven resten van andere Friese States mogen wij veronderstellen, dat het was samen· gesteld uit twee loodrecht op elkander staande vleugels met een toren in de hoek aan de binnenzijde. In hoeverre de latere situatie, waarbij op de hoek van het grote hoofdgebouw een veel lagere dwarsvleugel was aangebracht, zoals op het frontispice bij De Stuers artikel duidelijk is te zien, op dezen veronderstelden ouderen toestand teruggrijpt, valt niet meer uit te maken.

Op de laat 18de eeuwse gravure van J. Bulthuis (1750 - 1801), de beste afbeelding, die wij van Wiarda State bezitten, met het misleidende onderschrift Drinkuitsma State is het geheIe complex te zien, zoals door De Stuers beschreven, inclusief het poortgebouw van gebruikelijk type. Het 1683 aangebouwde gedeelte telde aan de zijkant zeven ramen boven en zes onder; aan de andere kant is tegen het hoofdgebouw een schuurtje of iets dergelijks gezet, dat half is ingebouwd in het grote bouwhuis. De onbetrouwbare gravure van C. A. Vieweg naar een tekening van J. F. Christ (1790-1845) vertoont iets dergelijks, maar op het hierbij afgebeelde schilderij zijn aanbouwen bouwhuis verdwenen en door een oranjerie vervangen.

Six geeft in zijn artikel ook een overzicht van de vroegere eigenaren en bewoners van het slot. Met Tzomme Wyarda (vermeld 1449 - 1473) is er zekerheid, vermoedens zijn er slechts t.o.v. diens vader Oene en oom Sjoerd, c.q. ook hun beider vader, die Piebe zou hebben geheten. Als naaste wettige bloedverwant gold voor Tzomme blijkbaar Syds Minnes Eminga, wiens grootvader lis Eminga een jongere broer van Sjoerd en Oene heet te zijn. Na de dood van diens achterkleinzoon Gerrit van Eminga, die 1627 kinderloos stierf, vererfde het goed aan een nichtje van zijn vrouw Tryn van Galama, genaamd Riemke. De wapens van haar en haar eerste man Sicke (of gelatiniseerd tot Sixtus) van Aebinga (Ebbinga) staan met het jaartal 1636 op de poort, waarvan zij dus naar het schijnt de bouwers waren. Na Sickes dood in 1636 hertrouwde Riem met een gelijknamige kleinzoon van Syds van Eminga, oom van de eerder genoemde Gerrit, waardoor Wiarda-State opnieuw in het bezit van diens familie kwam. Aldus tenminste Six, die wat moeite heeft met het door het Stamboek opgegeven sterfjaar 1631 van Syds, die toen 74 jaar oud zou zijn geweest. Nu werd hun kleinzoon Tiberius Pepinus in 1656 of '57 geboren en werd diens vader Sicke 15 Juni 1655 als student te Orleans ingeschreven (kennelijk evenals later zijn zoon, die er 15 Maart 1680 arriveerde op doorreis), zodat ik, om één en ander niet op al te jonge leeftijd te laten geschieden, de volgorde van de huwelijken liever zou willen omdraaien.

De straks genoemde Tiberius Pepinus (alias Tjepcke) van Eminga was geboren te Leeuwarden en groeide er na de vroege dood van zijn beide ouders (1659) ook op. Hij reisde 26 April 1678 (n.st.) - 24 Januari 1682 door Duitsland, Italië en Frankrijk, trouwde 26 Juli 1682 te Amsterdam met de rijke Lucia Ornia (1664/54 - 1703), vestigde zich op Wiarda State en bouwde in 1683 de bovengenoemde Westelijke aanbouw, waarvan het rijk gebeeldhouwde poortje bewaard is gebleven. Six noemt verschillende ltaliaanse zaken, door hem meegebracht van zijn reis, waarvan het journaal als enige Wiarda State-archief in het gemeentearchief van Leeuwarden uitmaakt. Hij stierf kinderloos 17 September 1733, zijn derde vrouw en erfgename is Mary van Burmania 24 jaar later en haar volgende man in 1760. Wiarda-State komt dan aan de Cammingha’s, die al enige eeuwen op Oenema-State, eveneens te Wirdum woonden en evenals de Eminga’s Rooms Katholiek waren gebleven. De luitenant generaal Watze Wytze van Cammingha stierf nog op Oenema-State in 1764, maar zijn beide zonen Gerrit Ferdinand (overleden in 1770) en Ruurd Carel (overleden in 1793) betrokken het nieuwe bezit. Het werd nadien nog bewoond door de weduwe van laatstgenoemde, A. C. L. Lemper, tevoren weduwe Cramer (overleden in 1832) en haar derde man O. F. W. van Glockman (overleden in 1816), haar dochter Maria Gertrudis van Cammingha (1788 - 1842) en de neef van laatstgenoemde, Jhr. Ruurd Carel van Cammingha (1822 - 1884), die de Wiarda State ruim een jaar voor zijn dood liet slopen. De familie was toen inmiddels tot het protestantisme overgegaan.

WIARDA-STATE (artikel door Victor Stuers uit 1884)

Onder de kastelen van Friesland was Wiarda State te Goutum bij Leeuwarden, een van de meest bekende. Men wist algemeen dat het een oud en fraai gebouw was en dat daar een groot aantal portretten en oudheden van het geslacht Cammingha en andere aanzienlijke Friese families werd bewaard. Deze oudheden werden door Jhr. G. A. Six (in de Vrije Fries van 1870) uitvoerig beschreven, maar bijna niemand had de schilderijen zelf kunnen zien want de Wiarda State was moeilijk te bezoeken. De laatste eigenaar had op dit punt eigenaardige denkbeelden en liet bezoekers niet dan in hoogst zeldzame gevallen toe. Zelfs heeft hij eenmaal Koning Willem IIl geweigerd te ontvangen. Dit bleef hij doen, ook toen hij reeds het betreurenswaardige besluit had genomen om het oude familiehuis te slopen. De architect, die vanwege het Departement van Binnenlandse Zaken belast was met het in tekening brengen van het gebouw, begaf zich uit Den Haag daarheen, doch werd niet toegelaten dan op den algemene kijkdag en tegen betaling van 1 gulden. Hij ondervond ook veel hinder vanwege de grote aantallen opkopers en nieuwsgierigen, en had dan ook 's middags zijn opmeting nog steeds niet voltooid. Tevergeefs verzocht hij den volgende dag te worden toegelaten en hij moest twee weken later weer naar Friesland, om op de verkoopdag zijn tekeningen af te kunnen maken. Aan de volharding van die architect hebben wij het te danken dat wij nog een afbeelding van Wiarda State kunnen tonen uit de 19de eeuw.

Het gebouw lag dicht bij de dorpskerk op een door water omgeven terrein, waar reeds in 1404 een kasteel Wiarda schijnt te hebben gestaan. Tot dit terrein heeft men toegang door een tot heden gespaard gebleven bakstenen poortgebouw (nu in Fries Museum opgeslagen), anno 1636.

Het is een eenvoudige tussen twee muren gevatte doorgang, aan de voor- en aan de achterzijde door een rondboog afgesloten. Boven de doorgang is een balklaag, waarop de vloer van een zolder rust; daarboven is een vliering tot duiventil ingericht. De trapgevels, welke deze bovenverdieping afsluiten, vertonen aan de buitenzijde een ovaal venster, en aan de zijde van het kasteel twee kleine langwerpig vierkante ramen en daarboven de, in de vorm van een driehoek, geschikte gaten voor de duiven. Boven de doorgangsboog ziet men aan de buitenzijde een steen met het jaartal 1636, twee gekoppelde wapens en de namen van Sixtus van Ebbinga en van Rieme van Galema.

Het is een eenvoudige tussen twee muren gevatte doorgang, aan de voor- en aan de achterzijde door een rondboog afgesloten. Boven de doorgang is een balklaag, waarop de vloer van een zolder rust; daarboven is een vliering tot duiventil ingericht. De trapgevels, welke deze bovenverdieping afsluiten, vertonen aan de buitenzijde een ovaal venster, en aan de zijde van het kasteel twee kleine langwerpig vierkante ramen en daarboven de, in de vorm van een driehoek, geschikte gaten voor de duiven. Boven de doorgangsboog ziet men aan de buitenzijde een steen met het jaartal 1636, twee gekoppelde wapens en de namen van Sixtus van Ebbinga en van Rieme van Galema.

Omtrent deze personen, die ook genoemd worden als de stichters van het in 1882 gesloopt kasteel, schijnen de genealogen in de war te zijn. Mr. C. P. E. Robidé van der Aa, die uit het Stamboek van den Frieschen Adel van Hettema en van Halmael geput heeft, schrijft in zijn Oud Nederland, dat Syds van Emingha en zijn vrouw Rieme Galema de poort en het kasteel bouwden, en voegt er bij, dat deze Syds van Emingha op19 November 1631 stierf. Het jaartal en de naam op de poort zijn met deze opgave in strijd. Jhr. G. A. Six, die in de Vrije Fries van 1870 zowel het Stamboek als Mr. van der Aa heeft nageschreven, zegt dat Riem van Galema tweemaal getrouwd was: 1ste met Sicke van Aebinga, die op 16 Oktober 1636 zou gestorven zijn; 2de huwelijk daarna met Syds van Eminga, die hij volgens het Stamboek in 1631 laat sterven, met de opmerking, dat hier een fout moet zijn in de opgave van het jaar van overlijden. Intussen klopt de mededeling betreffende Sicke van Aebinga of Ebbinga wel met het opschrift boven de slotpoort.

Het kasteel bestond uit drie aan elkaar gehechte bakstenen gebouwen. Het voornaamste gebouw, waarvan bijgaande tekening de voorgevel toont, schijnt tegelijkertijd met de poort gebouwd te zijn. Daarnaast stond een klein functioneel huis, in 1683 door Tjepco van Eminga opgetrokken en op de prent niet afgebeeld. Van het achtergebouw, dat tegen het hoofdgebouw werd geplaatst, ziet men op de tekening een zijgevel. Het grote voorgebouw, dat ongeveer 22 op 7 M. groot was, had twee zalen, door een daartussen gelegen vestibule gescheiden. Achter deze vestibule was een vierkante traptoren uitgebouwd, waarlangs men de bovenverdieping kon bereiken. Deze toren, welke op de eerste verdieping achthoekig werd, was gedekt door een houten spits met loden bekleding. Hij had aan het bovengedeelte een kamertje, vanwaar men door acht kleine vensters met ontlastingsbogen van een fraai uitzicht op de omgeving kon genieten. Tot de vestibule had men toegang door een bordestrap en een deur, welke, midden in de gevel, tussen twee vensters stond, die aan de vestibule licht gaven. Boven de deur stond onder de ontlastingsboog een gebeeldhouwde steen met twee wapens, die, volgens het geschrift van Jhr. G. A. Six, zouden zijn van Haringh van Sytzama, overleden in 1668, en diens vrouw Perck van Rinia, gestorven in 1666. Dit is niet consequent met een eerdere bewering van dezelfde schrijver, waarin wordt gesteld dat dit gebouw zou zijn opgetrokken door Rieme van Galema, met 1 van haar echtgenoten, wat ook werd bevestigd door van der Aa. De architect, die het kasteel in tekening bracht, vergat, doordat hij te weinig tijd kreeg, om de wapenschilden op te nemen, waardoor er geen opheldering kan worden gegeven.

Elk van de hier boven bedoelde benedenzalen waren voorzien van vier in de voorgevel geopende vensters met halfcirkelvormige eensteens ontlastingsbogen, met eenvoudige profilering. Tussen de vensters waren de ankers zichtbaar van de balklaag van de bovenverdieping, waarop kinderbalkjes rustten, die de vloeren droegen. In iedere zaal was een houten schoorsteenmantel uit de 17de eeuw, eenvoudig, maar niet zonder karakter. De wanden van hel vertrek, links van de ingang gelegen, waren bekleed met een fraai goudleren behang: vogels, bloemen en vruchten in goud, op rode en blauwe ornamenten opgewerkt. Boven de schoorsteen en de deuren zag men mythologische voorstellingen, door een Italiaans kunstenaar geschilderd. De daar tegenover liggende kamer, rechts van de vestibule, had een tapijtbehangsel met een eenvoudige getekende jachtvoorstelling, wat de ruimte een rijk en deftig aanzien gaf. De bovenverdieping telde drie vertrekken; van het middelste, dat zich boven de vestibule bevond, was aan de zijde van de traptoren een gedeelte afgescheiden, om als portaal ter bereiking van de twee andere te dienen. Een was de kapel, omdat daar nog in de 19de eeuw de mis werd gelezen. Paus Clemens XIV stond aan Ruurd Karel van Cammingha toe, om in deze kapel dienst te laten doen door een eigen priester. Er stonden drie altaren, waarvan een , blijkens een opschrift uit 20 September 1615 door Nicolaas Zoes, bisschop van 's Hertogenbosch, was gewijd. De andere bovenzaal bezat een schoorsteen voorzien van oude gebakken blauwe tegeltjes, terwijl twee in de zijmuur geopende vensters nog enige zeer fraaie ruiten bevatten met ingebrande wapens, gedagtekend 1642. Het later aangebouwde achtergebouw was nagenoeg even diep als het voorgebouw (8 Meter), doch iets minder lang (19,5 Meter); op het overschietende terrein vond men de ingang naar de kelder en een klein vertrekje. Dit achtergebouw, onder een gedeelte waarvan de bedoelde kelder was uitgegraven, bestond slechts uit een grondverdieping en een zolder. Het telde twee zalen, waarvan er 1 geheel gemoderniseerd was. De zolder werd verlicht door ruime vensters, welke in een trapgevel waren aangebracht. De daken van beide gebouwen waren met pannen gedekt. De gebruikte steen bij de bouw , waren kleine gele Friese bakstenen. Het kasteel en zijn torentje, gedeeltelijk met klimop begroeid, maakte te midden van het dichte boomgewas een zeer schilderachtige indruk. Binnen waren er talrijke portretten en oudheden, die er door de opeenvolgende geslachten waren bijeengebracht en met zorg werden bewaard, en die Wiarda State tot een museum van Friese geschiedenis en kunst maakte. De kunstvoorwerpen zijn thans grotendeels in het Fries Museum te Leeuwarden opgenomen; het eerbiedwaardig kasteel, de Wiarda State is onbegrijpelijker wijze door een zoon van het oude stamhuis der Cammingha's koelbloedig gesloopt en het schilderachtige geheel is verdwenen. Van der Aa, die in 1837 het kasteel beschreef, uitte nog de wens, dat dit "belangrijke en bezienswaardige gebouw nog lang met het aanzienlijk geslacht van Cammingha den vaderlandschen grond ten roem en sieraad mocht strekken."

Jhr. G. W. Six zwaaide in 1870 lof toe aan de eigenaars van Wiarda State, omdat zij dit slot, het enige dat in zijn geheel was blijven staan, met zoveel liefderijke zorg hadden in stand gehouden. "Slechts eens," zo schreef hij, "heeft een vandaal daar gehuisd. Hij ontzag zich niet zijne schendende hand uit te strekken om de zilveren avondmaalsbeker aan het altaar te onttrekken en verscheidene schilderijen van haar fraaie ebbenhouten lijsten te beroven. Gelukkig kan ik hierbij voegen, dat hij geen Fries, maar een Duitser was, de enige vreemdeling die daar enigen tijd woonde."

Op de 11de juli 1881 werd niet een zilveren beker vervreemd, en verloor geen schilderij haar ebbenhouten lijst; de oude Wiarda State werd voor de sloop verkocht; de verkoper was een volbloed Fries, en hij heette Jhr. R. C. van Cammingha.

Bron: VAN LENNEP, “ Wiarda State te Goutum” in: Siegfried WIARDA (red), Wiarda 1369-1969, Bolsward, A.J. Osinga NV, 1970, 11-18

EEN MONUMENT VOOR DE WIARDA STATE (Edzard von Wiarda)

Toen Edzard von Wiarda (9.10.1900-2.9.1996) Dominee de Jong in Goutum bezocht, kwam hij erachter dat de gemeente een park in Goutum aan het plannen was, precies op de plek waar Wiarda State had gestaan. Hierdoor kwam Edzard op het idee om een monument voor de familie Wiarda op te richten.

De volgende dag, 4 april 1981, werd dit idee door het bestuur goedgekeurd. Vevrolgens in mei 1981 heeft de familievereniging aan de architect Tido Wiarda gevraagd om een monument ter ere van de Wiarda State te ontwerpen. Dit in verband met het feit dat het (in 1982) 100 jaar geleden was dat de Wiarda State werd afgebroken.

Het project van de familievereniging werd door de gemeente Leeuwarden goedgekeurd in Augustus 1981 en het ontwerp van Tido Wiarda werd begin februari 1982 ingediend bij de gemeente na goedkeuring van het bestuur. In een gezamenlijke bijeenkomst met de gemeenteraad van Leeuwarden, waarbij naast de ontwerper Tido ook Yme Wiarda en Edzard von Wiarda namens de familievereniging aanwezig waren, werd de toestemming van de gemeente verkregen. Dit werd schriftelijk bevestigd op 3 juni 1982. Na goedkeuring hebben familie leden gedoneerd en werd een en ander voorgefinancierd.

Hieronder volgt een beschrijving van het monument op de foto:

Het monument is een gestileerde betonnen (stam) boom, waarvan de kroon is gemaakt van natuursteen, de boom symboliseert het bestaan ​​van de familie Wiarda sinds 1369. De vier zijden van de kroon zijn elk beschreven met een tekst in het Fries, Nederlands, Duits en Engels en versierd met het familie wapen:

Wiarda State 1400-1882

Hier stond omstreeks1400 de later tot Wiarda State verbouwde Stins waarin de voorvader Sjoerd Wiarda en zijn nakomelingen woonden. Ter nagedachtenis aan hun voorouders en aan de in 1882 afgebroken Wiarda State hebben de nazaten van het geslacht Wiarda in het jaar 1982 dit gedenkteken opgericht.

De steen wordt in het midden van de kompasroos geplaatst, wat de verspreiding van het geslacht uit Goutum symboliseert. De bestaande bomen rondom geven de verschillende bloeiende clans aan. De oevers rondom de steen, verbonden door heggen, vertegenwoordigen de familie die de traditie in ere houdt. Het interieur is vastgezet met platen en klinkers.

Zo kon de voorzitter van de familievereniging Yme Wiarda in mei 1983, de bijna 70 leden van de vereniging die met een gift hadden bijgedragen aan de kosten, uitnodigen en op 18 juni om 13.00 uur het monument officieel te overhandigen aan de gemeente Leeuwarden.

Als vertegenwoordiger van de stad Leeuwarden waren de raadsleden D.E. Heere en Ir. L.G.H. Geerts gekomen. Eveneens aanwezig waren Predikant Ds. De Jong, de heren Van der Meer en Elzinga van de Fryske Academie en Het Fries Museum, de heren Germerand en Jongema voor Dorpsbelang Goutum, evenals vertegenwoordigers van de pers. Van de officiele viering werd ook een ‘live’ radio verslag gemaakt .

Wethouder Heere onthulde de gedenksteen door de Wiarda-vlag weg te trekken en deze vlag samen met de Friese vlag te hijsen i.s.m. Voorzitter Edzard von Wiarda als teken van de inauguratie.

Uiteindelijk verscheen Sybren Wiarda (naar idée van Tido Wiarda) verkleed in het kostuum van de middeleeuwse Sjoerd Wiarda, oprichter van de Wiarda State , die een officiele openingsrede hield. Daarna werden alle aanwezigen getrakteerd op een Friese beerenburg van de firma Boomsa Leeuwarden, de Friese kruidenbitter.

Bronnen

VON WIARDA, Edzard, ‘Een monument voor de Wiarda State” uit Wiarda Mededelingen, nummer 10, december 1982, p 13-16
VON WIARDA, Edzard, ‘De inhuldiging van het monument voor de Wiarda State op 18 juni 1983” uit Wiarda Mededelingen, nummer 11 november 1983, p 1-6